Ik rol de grote grijze kunststof plaat op wieltjes, met het oranje koordje eraan, Klaasstraat 16 binnen. Ik kijk rond, nog een ritje of twee, schat ik zo in. Ik begin de dozen die ik bij me heb te vullen met de producten die nog in de schappen liggen. De dozen zijn erg snel vol, te snel, en ik trek de kar met producten terug naar Klaasstraat 17 en til elke doos naar de eerste verdieping. Dat proces herhaalt zich. Steeds weer kom ik terug op 16 en denk ik dat het nu toch echt wel bijna allemaal op de grijze plaat moet passen en steeds weer vergis ik me en sleep ik de volgende lading over de Klaasstraat, door de Begijnengang waar ik het metalen raster, die zorgt voor een open deur en daarmee verkoeling zonder dat iedereen maar in en uit kan lopen, van de deur wegtrek en de kar binnensleep en weer dozen naar boven begin te tillen. Ik blijk er de hele middag voor nodig te hebben. Uiteindelijk laat ik de grijze plaat achter op 17, versleep ik nog de laatste molentjes met verjaardagskalenders en een paar laatste resten op een kleinere kar. Dan is het half zes en het pand leeg. Ik loop nog een keer door de kelders en controleer in de winkel de schappen. Alles is leeg. Het voelt een beetje treurig, zo’n lege winkel, de echo van mijn stappen. We hebben iets meer dan een jaar gezeten op 16 en de keuze om het assortiment op te nemen in Klaasstraat 17 en alles weer onder één dak te brengen is de juiste keuze. Maar toch, dit is de plek waar we een jaar hebben gezeten, waar Koops vroeger naam heeft gemaakt en waar we de twee lijstjes met foto’s van Koops van net na de oorlog aan de muur hebben hangen. De winkel is leeg, de lijstjes laat ik hangen.

Plaats een reactie